Probleemanalyse

Wat zijn eetstoornissen?

Om te groeien en gezond te blijven, moeten kinderen goed eten. Een kind dat slecht eet, wekt bij zijn ouders dan ook al gauw ongerustheid en zelfs ergernis op. Maar wanneer kan men echt spreken van een eetprobleem? En hoe wordt dit dan best aangepakt, of beter nog, voorkomen?
Eetstoornissen en eetproblemen bij kinderen kunnen grote gevolgen hebben voor het kind (vb groeiachterstand), maar ook voor de ouders en broers en zussen (vb zorgen over de groei en strubbelingen tijdens de maaltijden).

 

Verschillende soorten eetstoornissen

Anorexia nervosa
Anorexia Nervosa oftewel jezelf uithongeren De dwangmatigheid en de “paniek” zorgen ervoor dat de eetstoornis zich gaat uiten in ondergewicht. Mensen met anorexia zien er over het algemeen erg dun uit. Het hoeft natuurlijk niet altijd zo te zijn dat als iemand er dun uitziet hij of zij anorexia heeft. Of juist dat iemand die er normaal uitziet geen eetstoornis heeft.

In het algemeen lopen 14-18 jarige meisjes het meeste risico op het ontwikkelen van anorexia nervosa. Echter, prepuberale kinderen (er zijn gevallen bekend van 9 jaar) kunnen ook anorexia nervosa ontwikkelen. De stoornis is bij deze jonge kinderen niet altijd makkelijk te herkennen. Zeer jonge patiënten kunnen gemaskeerd vermageren door groeivertraging en zijn door hun leeftijd en ontwikkeling minder in staat een goed beeld te geven van hun klachten. Bovendien is er in veel mindere mate sprake van anorectische cognities en wordt de angst om te eten vaak bijna magisch beleefd. Vroeg ingrijpen is bij deze groep met name van belang vanwege de achterstanden in groei en ontwikkeling die als gevolg van de ondervoeding kunnen optreden.

 

Boulimia Nervosa

Boulimia nervosa oftewel “eten als een os” Dit is een psychische ziekte waarbij je steeds grote hoeveelheden eten naar binnen werkt en het daarna gaat compenseren. Dit kan doormiddel van: Kotsen, Laxeren, Sporten, Plaspillen, Drugs, Vermageringsmiddelen enz. Mensen met boulimia hebben vaak een normaal gewicht dit komt doordat ze wel eten maar ook weer compenseren. Het punt wat mensen met boulimia vaak vergeten is dat hetgeen wat ze al hebben gegeten niet voor de volle 100% het lichaam weer uitgaat. Hoe je dit ook compenseert.

 

Binge eating disorder

Binge eating disorder ofwel “vreetbuienstoornis”. Dit is een psychische ziekte waarbij je steeds grote hoeveelheden eten naar binnen werkt en het daarna niet gaat compenseren. Mensen met BED hebben vaak overgewicht dit komt doordat ze veel eten en dit niet compenseren.

 

Orthorexia

Als gezond eten een obsessie wordt, spreken we van orthorexia. Mensen met orthorexia denken elke minuut van de dag aan gezond eten en weigeren alles wat in hun ogen ongezond is. Zij hebben met andere woorden alleen nog maar interesse in de voedingswaarde en het fysiologische nut van eten. In tegenstelling tot de eetstoornissen anorexia of boulimia nervosa gaat het bij orthorexia vooral om de kwaliteit en niet zozeer om de kwantiteit van het eten.

 

Eetstoornis NAO

Eetstoornis Nao staat voor “eetstoornis niet anders omschreven”. Het kan voorkomen dat je voortdurend bezig bent met wat je eet, je gewicht en je lichaamsbeeld, maar dat je niet voldoet aan alle kenmerken van Anorexia, Boulimia, BED of Orthorexia. Soms kun je zelfs in de loop van tijd afwisselend verschillende eetstoornissen hebben. Ik heb het dan over een a-typische eetstoornis; ook wel NAO genoemd.

 

Selectief eten

Met selectief eten wordt bedoeld dat een kind slechts een beperkt aantal soorten voedsel eet, bijvoorbeeld alleen 5 of 6 verschillende soorten voedsel van een bepaald merk of voedsel dat in een bepaalde supermarkt moet zijn gekocht. Het kind wil geen ander eten uitproberen.
Selectief eten wordt vaker bij jongens dan bij meisjes gezien. Doorgaans treden er geen groeiproblemen op.Milde vormen van selectief eten komen relatief veel voor onder jonge kinderen (schatting 20-50% van de kinderen.

 

Voedselweigering / food avoidence emotional disorder (FAED)

Voedselweigering komt voor bij peuters en kleuters. Dit hoort tot op zekere hoogte bij de normale ontwikkeling. Bij deze groep jonge kinderen kan het voedsel weigeren een strategie zijn om bepaalde dingen gedaan te krijgen. Bij schoolgaande en oudere kinderen hoort het weigeren van voedsel niet meer tot de normale ontwikkeling. Voedselweigering heeft dan veelal te maken met emotionele onvrede. Bij milde vormen van voedselweigering is het weigeren veelal plaats- , tijd- of persoonsgebonden. Bijvoorbeeld een kind van gescheiden ouders, dat doordeweeks bij de moeder niet goed eet, maar in het weekend bij vader wel. Doorgaans treden er geen groeiproblemen op.

 

Higgs

Een extremere vorm van ‘emotioneel gebaseerd’ voedsel weigeren wordt wel Food Avoidance Emotional Disorder (FAED) genoemd. Dit is voor het eerst beschreven door Higgs. Het weigeren van voedsel komt voort uit ernstige emotionele problemen en is zo hardnekkig dat er groeiachterstand en gewichtsverlies optreedt. De stoornis lijkt veel op anorexia nervosa, maar toch voldoen deze kinderen niet aan de criteria voor anorexia nervosa, omdat zij geen preoccupatie laten zien met gewicht en lichaamsvorm.

 

Muscle Dysmorphia

De verstoorde lichaamsbeleving van mannen die lijden aan muscle dysmorphia lijkt veel weg te hebben van de verstoorde lichaamsbeleving die je ziet bij vrouwen (en mannen) met anorexia nervosa. Patiënten met anorexia nervosa vinden zichzelf te dik, terwijl ze in de realiteit vaak broodmager zijn. Patiënten met muscle dysmorphia vinden zichzelf te mager en schamen zich hiervoor, terwijl ze in de realiteit vaak fors en gespierd zijn.
Mannen met muscle dysmorphia vinden zichzelf te schriel, te dun, te weinig gespierd, te smal. Doorgaans zijn zij echter forser en gespierder dan de gemiddelde man.

 

Functionele dysphagie (slikangst/slikfobie)

De term functionele dysphagie wordt gebruikt voor kinderen die voedsel weigeren als gevolg van pijn of moeite met slikken.
Slikangst komt voort uit de angst voor benauwdheid tijdens het doorslikken van voedsel.
Slikfobie verwijst naar een aan eten gekoppelde traumatiserende ervaring.

 

Pervasive refusal syndrome of algemeen weigeringssyndroom

Pervasive refusal syndrome of algemeen weigeringssyndroom betreft kinderen die systematisch weigeren om te eten, drinken, lopen, praten, etc. gedurende een periode van enkele maanden. De kinderen verzetten zich tegen elke vorm van hulp.

 

Failure to thrive (of: kinderen die niet gedijen)

Failure to thrive is eigenlijk een overkoepelend begrip voor kinderen die niet groeien volgens de verwachting. Op de groeicurven laten deze kinderen te weinig gewichtstoename zien voor hun leeftijd ten opzichte van hun lengte.

 

Voedingsstoornissen op zuigelingenleeftijd of vroege kindertijd

De DSM-IV-TR beschrijft een overkoepelend begrip van voedingsstoornissen bij jonge kinderen waarbij groeiachterstand en/of gewichtsverlies optreedt als gevolg van te weinig eten.

 

Nutritional Dwarfism

Met nutritional dwarfism worden kinderen bedoeld die kleiner zijn dan verwacht (dus een groeiachterstand hebben) vanwege onvoldoende voedselinname. Een typisch groeipatroon van een kind met matige ondervoeding is dat er eerst vertraagde lengtegroei optreedt gevolgd door onvoldoende gewichtstoename. Bij adolescenten treedt vaak ook vertraging van de puberteitsontwikkeling op.

 

Prader-Willi Syndroom

Het Prader-Willi Syndroom is een zeer zeldzame genetische aandoening (het gaat om circa 10 nieuwgeboren baby’s per jaar in Nederland). Deze kinderen missen op het 15e chromosoom een stukje erfelijke informatie (in sommige gevallen erfelijk, in andere gevallen puur toeval door kopieerfouten in de chromosomen). Een opvallend kenmerk is dat het kind in de babytijd door aangeboren spierslapte moeilijk drinkt.

 

Pica
Pica is een eetstoornis waarbij niet eetbare dingen worden gegeten. Pica komt zowel bij kinderen als bij volwassenen voor. Groepen die een verhoogde kans hebben op pica zijn: jonge kinderen (na 2e jaar), zwangere, verstandelijk gehandicapten en volwassenen met ernstige psychiatrische stoornissen. Bekende pica items zijn klei, papier, haar, zand, aarde, verf etc. Over de oorzaken van pica is weinig bekend. Pica wordt vaak in verband gebracht met mogelijk ijzertekort.

 

Ruminatiestoornis
Rumineren is de gewoonte om voedsel uit de maag terug te halen. Dit voedsel is dan al gedeeltelijk verteerd. Het wordt uitgespuugd of herkauwd en opnieuw doorgeslikt. Dit proces kan zich herhalen tot al het eerder gegeten voedsel op deze manier is verwerkt. Het gaat om bewust, zelfopgewekt gedrag.

Kenmerken van de gevolgen van eetstoornissen

 

Kenmerken anorexia

  • Uithongeren
  • Overdreven veel lichaamsbeweging
  • Je lichaam anders zien dan anderen
  • Ontkennen van de ziekte
  • Angst om dik te worden
  • Ontevreden over lijf en uiterlijk
  • Dag en nacht denken aan eten, gewicht en lichaam

 

Kenmerken boulimia

  • Vreetbuien
  • Ontkennen van de ziekte
  • Angst om dik te worden
  • Compensatie (dieet, sporten, overgeven, laxeren etc.)
  • Ontevreden over lijf en uiterlijk.
  • Dag en nacht denken aan eten, gewicht en lichaam

 

Kenmerken binge eating disorder

  • Vreetbuien
  • Ontkennen van de ziekte
  • Angst om dik te worden
  • Ontevreden over lijf en uiterlijk.
  • Dag en nacht denken aan eten, gewicht en lichaam

 

Kenmerken van selectief eten:

  • Selectief eten is langere tijd aanwezig: vuistregel: minimaal 2 jaar
  • Het kind wil geen andere soorten voedsel uitproberen
  • Geen abnormale gedachten over gewicht of lichaamsvorm
  • Geen angst voor braken of slikken

 

Kenmerken van voedselweigering:

  • Voedselvermijding die primair wordt veroorzaakt door psychische problemen (bijvoorbeeld milde depressie, angst, obsessiviteit, fobieën, etc.).
  • Gewichtsverlies of groeivertraging.
  • Geen abnormale gedachten of preoccupaties over gewicht en/of lichaamsvorm (voldoet hiermee niet aan de criteria voor anorexia nervosa).
  • Eetproblemen zijn niet te wijten aan: organisch hersenletsel, psychose, drugsgebruik, of bijwerking van medicatie.

 

Baby

Van kleinsaf kunnen kinderen hun voedselopname heel precies regelen. Wanneer een kind slecht eet, moet men dus niet onmiddellijk in paniek slaan. Alleen in zeer ernstige gevallen kan het het kind een lichamelijke achterstand oplopen (“nutritional dwarfing”). Het belangrijkste dat we hieruit moeten afleiden is: ouders bepalen wàt er gegeten wordt (gevarieerd en evenwichtig) en op welke manier het wordt voorgeschoteld. Kinderen bepalen hoeveel er gegeten wordt.

Een baby die wekelijks 100 of 200 g bijkomt, komt beslist niets tekort.

 

Peuter

Vanaf ongeveer 1,5 jaar neemt het groeitempo van de peuter sterk af en daarmee gepaard gaand ook de eetlust. Dit is dan ook de periode waarin eten problematisch kan worden en maaltijden uitdraaien op een machtsstrijd tussen ouders en kind. De peuter komt immers in zijn koppigheidsfase en heeft snel door hoe hij “macht” kan uitoefenen op volwassenen. Duidelijkheid en begrenzing is in deze levensfase zeer belangrijk. Het komt erop aan de gulden middenweg te vinden tussen té rigide regels en helemaal geen regels, die beide tot een verstoord eetgedrag kunnen leiden. Ook hier blijft de regel: ouders bepalen wat er gegeten wordt, het kind hoeveel.”

 

Schoolkind

Schoolkinderen die slecht eten kunnen de volgende kenmerken laten zien

  • niet of slecht ontbijten
  • toename van tussendoortjes
  • meer energierijke zoete tussendoortjes
  • meer frisdrank en andere niet-alcoholische dranken
  • daling gebruik van basisvoedingsmiddelen door toename van genotmiddelen
  • stijging gebruik energierijke kant-en-klaarmaaltijden
  • geen regelmatig eetpatroon
  • te weinig tijd voor de maaltijden
  • verwennen van de kinderen door ouders en verzorgers

 

Aandachtspunten voor verzorging, begeleiding en behandeling

Behandeling anorexia
De behandeling van anorexia nervosa is het normaliseren van het eetpatroon en het bevorderen van het gewichtsherstel. Eventuele lichamelijke complicaties dienen behandeld te worden.

Medicatie
Onderzoek met antidepressiva (fluoxetine, amitriptyline), zink, cyproheptadine, cisapride, lithium en hormonen leverde geen effect. Fluoxetine heeft mogelijk een effect bij het voorkomen van terugval. Gezien de mogelijk schadelijke bijwerkingen moet het gebruik van neuroleptica, tricyclische antidepressiva, cisapride en cyproheptadine bij anorexia nervosa worden afgeraden.

Psychotherapie
Onderzoek met verschillende therapievormen, zoals (cognitieve) gedragstherapie en psychodynamische therapie leverde onvoldoende bewijs voor de superioriteit van een bepaalde vorm van psychotherapie.

Belangrijke thema’s in psychotherapie zijn: autonomie en macht, individuatie en separatie, identiteit, lichamelijk en seksueel geweld.

 

Behandeling boulimia

Cognitieve (gedrags)therapie

Bij de behandeling van boulimia nervosa verdienen psychotherapeutische methoden meestal de voorkeur. Uit diverse onderzoeken blijkt dat cognitieve gedragstherapie het meest succesvol is. Bij de cognitieve therapie is de overmatige zorg rond uiterlijk en gewicht van belang. Onder deze preoccupatie gaat een lage zelfwaardering schuil. Een eerste aspect is dan ook het corrigeren van de disfunctionele gedachte rond uiterlijk en gewicht.

 

Interpersoonlijke Psychotherapie (IPT)

IPT is een therapievorm die in verschillende onderzoeken effectief is gebleken in de behandeling van ambulante depressieve patiënten, waarbij het accent vooral gericht is op het sociale functioneren.. Het is een kortdurende focale behandeling die na training door ervaren psychiaters en psychotherapeuten vrij eenvoudig uit te voeren is.

 

Behandeling binge eating disorder

Cognitieve (gedrags)therapie

Bij de behandeling van binge eating disorder verdienen psychotherapeutische methoden meestal de voorkeur. Uit diverse onderzoeken blijkt dat cognitieve gedragstherapie het meest succesvol is. Bij de cognitieve therapie is de overmatige zorg rond uiterlijk en gewicht van belang. Onder deze preoccupatie gaat een lage zelfwaardering schuil. Een eerste aspect is dan ook het corrigeren van de disfunctionele gedachte rond uiterlijk en gewicht.

Interpersoonlijke Psychotherapie (IPT)

IPT is een therapievorm die in verschillende onderzoeken effectief is gebleken in de behandeling van ambulante depressieve patiënten, waarbij het accent vooral gericht is op het sociale functioneren. Het is een kortdurende focale behandeling die na training door ervaren psychiaters en psychotherapeuten vrij eenvoudig uit te voeren is.

 

Behandeling selectief eten

Zolang het de groei niet nadelig beïnvloedt en het kind geen emotionele of sociale problemen krijgt (bijvoorbeeld niet mee kan op schoolreisje of ergens niet kan logeren), is het advies om het aan te kijken. In de meeste gevallen groeien kinderen er overheen, slechts een klein percentage blijft op latere leeftijd selectief eten.

 

Behandeling weigeren van eten

In de meeste gevallen is het behandelen van de emotionele oorzaak voldoende om het voedsel weigeren te verbeteren.

Eettherapie in een revalidatiecentrum, dit kan alleen als de eetstoornis somatisch is:

1. de timing van de maaltijden en tussendoortjes
2. de keuze en de bereiding van de voeding
3. de aangename sfeer aan tafel
4. het leren wennen aan nieuw voedsel
5. het kind blijft verantwoordelijk voor hoeveel hij/zij eet en of hij/zij al dan niet eet

 

Functionele dysphagie (slikangst/slikfobie)

Slikangst en slikfobie kunnen behandeld worden met cognitieve gedragstherapie.

 

Stuurgroep Eetstoornissen Nederland (SEN)

Uitgangspunt voor de SEN is dat eetstoorniscliënten een specifieke behandeling vereisen en dat vele behandelaars onvoldoende ervaring hebben op dit gebied. De SEN geeft j richtlijnen voor een minimumscenario om tot een goed gespreide en kwalitatief en kwantitatief goede zorg te komen. De werkgroep beschrijft een piramidemodel waarbij de mate van benodigde expertise afhangt van de functie.

Als eerstelijn ziet men de huisarts of het RIAGG (vergelijkbaar met onze Centra Geestelijke Gezondheidszorg) . Deze moeten niet gespecialiseerd zijn in het behandelen, doch wel in het globaal screenen en eventueel doorverwijzen van cliënten met een eetstoornis.

Op de tweedelijn situeert de SEN ‘gespecialiseerde centra’ met poliklinische, dagklinische en klinische capaciteit voor een homogene groep eetstoornispatiënten. Zij moeten beschikken over een breedspectrum behandelprogramma en een multidisciplinair team. Deze centra hebben niet alleen expertise qua behandeling, maar hebben ook taken op het vlak van samenwerking en circuitvorming, ondersteuning en informatie van eerste lijn. Aparte nood is er aan ‘gespecialiseerde centra voor jeugdigen’.

Het ‘topreferentie centrum’ is een soort derdelijn in het behandelen van eetstoorniscliënten. Het gaat om een gespecialiseerd centrum, dat ook voorzieningen heeft voor speciale groepen eetstoornispatiënten en het overleg tussen gespecialiseerde centra coördineert. Het centrum heeft een landelijke voortrekkersrol.

‘Lokale en regionale expertise’ is voorzien in grote steden en in gebieden die ver van een gespecialiseerd centrum liggen.

 

Bronnen:

  • http://www.eetstoornis.info/
  • http://www.hulpgids.nl/ziektebeelden/
  • http://www.eetstoornis.info/cms/cms_ken2.nsf/7d3fa1cc38ffc0f9c1256be4003d8cab/3dbbbe873de6b75ac1256fd500491d1c?OpenDocument
  • http://www.eetstoornis.info/cms/cms_ken2.nsf/7d3fa1cc38ffc0f9c1256be4003d8cab/0f0a4f75b833458ac1256fd5004f095e?OpenDocument
  • http://www.nee-eten.nl/voorlichting/pdf/03_neeblad_lr.pdf
  • http://www.eetstoornis.be/pr_project1_Vlaamse_Gemeenschap.htm#2%20PREVENTIE%20EN%20BEHANDELING%20VAN%20EETSTOORNISSEN
  • Rooijendijk L, & A. Dijt & G.J. Wijers (2002), Mens in thema’s, Soest: Nelissen