Probleemanalyse

“Bij onveilig vermijdend gehechte kinderen is de balans doorgeslagen naar exploratiegedrag: zij zoeken te weinig steun bij de ouders, ook in situaties waarin dat wel zou moeten.

 

Bij onveilig ambivalent gehechte kinderen is de balans juist doorgeslagen naar gehechtheidgedrag: zij klampen zich vast aan hun ouders en durven (te) weinig te ondernemen.

 

Geen-Bodem-Syndroom

Dit kan omschreven worden als een abnormaal sociaal gedrag en een tekort aan vaardigheden om diepere genegenheid, motivatie en verbintenissen met betrekking tot iets of iemand aan de dag te leggen.

Er is geen bodem in het bestaan. Het is net een bodemloze put. Je stopt er liefde, aandacht en zorg in, maar er komt zelden iets terug. Het kind heeft nooit de fundamenten in zijn bestaan kunnen leggen van de liefhebbende volwassene en wie het al dan niet was toevertrouwd.

 

Het belang van hechting

Zodra een kind geboren wordt en het huilt communiceert het.

De meeste baby, s vormen een gehechtheidband in eerste instantie met de moederfiguur.

Deze band heeft een biologische functie om bescherming te bieden tegen de gevaren die het nieuwe leven bedreigen maar ook de emotionele functie om vanuit vertrouwen de wereld te verkennen.

 

Hechtingstoornis kunnen hun oorzaak vinden in de eerste 3 levensfasen van het kind;

  • tijdens de zwangerschap (ziekte, depressie, drugs, stressfactoren, alcohol)
  • tijdelijke afwezigheid van de ouder (ziekte, postnatale depressie, echtscheiding, en overlijden van moeder)
  • medische trauma, s (zuurstofgebrek, couveusetijd, langdurige ziekenhuisopname, medische ingrepen op jonge leeftijd).

 

Ander oorzaken van hechting

  • Soms zijn er geen duidelijke oorzaken, misschien genetisch en/of erfelijk.
  • Asociaal gedrag tijden de kindertijd (inclusief baby en peutertijd)
  • Oppervlakkig hechtingsgedrag (geen verschil tussen vertrouwden personen en onbekenden, onvolwassen hechtingsgedrag dat niet evolueert, korte en oppervlakkige relationele patronen.
  • Angstig hechtingsgedrag (separatieangststoornis)
  • Pleeg en adoptiegezinnen

 

Theorieën van gehechtheid

In de gehechtheidtheorie van Bowlby (1988) en Ainsworth (1978) wordt onderscheidt gemaakt tussen veilige en onveilige gehechtheid.

Veilig gehechte kinderen laten een goede balans zien tussen exploratiegedrag (het onderzoeken van de omgeving of speelgoed). En gehechtheidgedrag (het naar de ouder toegaan voor troost of hulp)

Bij onveilig vermijdend gehechte kinderen is de balans doorgeslagen naar exploratiegedrag: zij zoeken te weinig steun bij de ouders, ook in situaties waarin dat wel zou moeten.

Bij onveilig ambivalent gehechte kinderen is de balans juist doorgeslagen naar gehechtheidgedrag: zij klampen zich vast aan hun ouders en durven(te) weinig te ondernemen.

Een veilige gehechtheid in de 1e kinderjaren is belangrijk voor een goede sociaal-emotionele ontwikkeling, ook na de eerste kinderjaren (van IJzendoorn 1994)

 

Kenmerken van hechtingstoornis

Hier zijn twee type kinderen te onderscheiden:

  • Het passieve kind dat alles accepteert, maar extreem iniatiefloos blijft. Zij kunnen heel eenzaam worden, voltooien nauwelijks een opleiding of met moeite, en neigen tot depressie.
  • Het agressieve-actingout kind. Deze kinderen kunnen erg beïnvloedbaar zijn door negatieve contacten en activiteiten en komen nogal eens terecht in criminele sferen.Geen van deze kinderen is in staat tot het aangaan van affectieve relaties, ook niet op latere leeftijd.

 

Kenmerken naar leeftijd;

 

Babyleeftijd

  • huilt veel
  • is onrustig
  • past zich heel snel aan
  • wil geen oogcontact
  • wil geen voeding
  • verstijfd als hij wordt opgepakt
  • machtstrijd d.m.v. ontlasting, urine, ongeregeld eten.

 

Peuterleeftijd

  • Het kind is actief
  • trek zich niets aan van de ouders
  • heeft geen heimwee
  • is chaotisch
  • speelt onaandachtig en verveeld
  • is vernielzuchtig
  • geen gevoel voor wederkerigheid van de ouders
  • gevoel van emotieloze uitdrukking
  • Het kind is passief
  • voelt zich onmiddellijk thuis
  • huilt niet
  • vraagt nooit aandacht
  • laat zich verzorgen en met hem spelen zonder plezier te hebben

 

Basisschoolleeftijd

  • Het driftenkind
  • laat zich leiden door eigen wensen, doet wat in hem opkomt

 

Het in schijn aangepast kind

  • ontkent eigen wensen past zich in schijn aan
  • wil sterke controle hebben over eigen omgeving
  • maakt met alles en iedereen contact.

 

Het kind met twee gezichten

  • is thuis onhandelbaar en buitenshuis (school) zeer aangepast of omgekeerd

 

Het agressieve kind

  • daagt uit
  • schopt en slaat pest en vernielt

 

Kenmerken bij oudere kinderen

  • weglopen en of dreigen met zelfmoord
  • omgaan met verkeerde vriendjes
  • diefstaf of ander crimineel gedrag
  • heel depressief
  • vreselijk egocentrisch kunnen zijn.
  • Verslaving aan drank, drug en alcohol
  • Seksuele ontsporingen de problemen opzoeken zonder inzien van het gevaar.
  • Liegen en bedriegen, manipuleren
  • Voor anderen “de buitenwereld” er heel charmant en lief uitzien.

 

Aandacht punten voor verzorging, begeleiding,behandeling

  • initiatief moet bij de hulpverlener liggen, de jongeren ontkennen elk probleem
  • jongeren met gedrag confronteren
  • veel begrip, acceptatie en incasseringsvermogen is hierbij nodig
  • veiligheidsbiedende relatie van een zorgende volwassene
  • babymassage
  • er is niet echt een medicatie beschikbaar, maar een angstremmer of antidepressiva kan veel betekenen in een negatieve beleving
  • therapie zoals emotionele expressie in tekeningen, verhalen of beeldende kunst
  • intensieve psychotherapie
  • probeer bedreigende situatie te voorkomen of te verminderen, dan kan het kind zich beter ontspannen.
  • Zet hem in de buurt van rustige kinderen
  • Schakel een VIB-er (video-interactie-begeleider) voor in met ervaring op het gebied van hechting.
  • Focale therapie: reconstructie van het kind zijn voorgeschiedenis
  • bewustmaking van zijn affectieve verwaarlozing.
  • Therapeutisch pleeggezin met ondersteuning van ambulante thuisbegeleiding
  • Ouders zijn ervaringdeskundige betrek ze erbij.
  • Drempel zou minder hoog moeten zijn voordat er echt pas hulp wordt geleverd.
  • Rond het 21ste jaar komt het [ik]gevoel vrij, geef sturing aan je begeleiding, maar neem het niet over
  • Lezingen en informatie opsturen om de huisarts en andere instanties te bereiken.
  • Indien mogelijk herstel van de relatie tussen ouders en grootouders
  • Verwerking van oude pijn die de ouders als kind hebben opgedaan in hun relatie met hun ouders
  • Bevorderen van ouderlijke samenwerking/communicatie
  • Ondersteuning en choaching aan de leerkracht op school

 

Bronnen:

  • hechtingsstoornistheorie-wikipedia.org
  • kennisnet leerlingenzorg bijdrage 2003
  • caleidoscoop-wat met psychische stoornissen op school 1999
  • kinder-en jeugd psychiatrie – Verheij & Ferdinand 2003
  • Algemene landelijke vereniging ‘de knoop’
  • Ontwikkelingspsychologie- Liesbeth van Beemen
  • Hechtingstoornis- uit de bladen 2002