Probleemanalyse

Wat is angst? Iedereen is wel eens bang. Zo is ook elk kind wel eens bang. Bang in het donker, bang voor brand, voor onweer, voor honden, bang voor spoken. Angst hoort bij de normale ontwikkeling van elk kind. Angsten zijn onprettige, maar noodzakelijke gevoelens die waarschuwen voor gevaar en pijn. Kinderen die geen angst kennen lopen gevaar in het verkeer, bij diep water of bij vuur. Soms is dit gevaar reëel en soms is het denkbeeldig.

In de loop van de ontwikkeling van een kind komen angsten voor die gebonden zijn aan een bepaalde ontwikkelingsfase.

Angsten zijn dus een normaal verschijnsel in de ontwikkeling van kinderen; toch zijn er grote ver­schil­len tussen het ene en het andere kind. Dit heeft te maken met de volgende factoren:

  • aanleg
  • invloed van de opvoeding
  • omgeving
  • spanningen in huis
  • veranderingen
  • verhuizing
  • ziekte
  • mishandeling

 

De meest voorkomende angsten:

  • Verlatingsangst of scheidingsangst: het kind gaat zichzelf als een zelfstandig indivi­du zien en komt daarbij los van de opvoeders te staan. Dit betekent tegelijkertijd dat het kind angst krijgt om de opvoeders te verliezen. De kenmerken bij scheidings­angst zijn in­slaapstoor­nissen en moeilijk afscheid kunnen nemen.
  • Angst voor vreemden: onbekende situaties en mensen kunnen het kind angst bezor­gen.
  • Angst voor griezels en enge beesten: bij oudere peuters en jonge kleuters komt de fan­tasie tot ontwikkeling. De kinderen gaan naden­ken over dingen die er niet zijn. Ze kunnen moei­lijk een scheiding aanbrengen tussen fantasie en werke­lijkheid. Daardoor gaan bijvoor­beeld verhaal­tjes en televisieprogramma’s in hun fantasie een eigen leven leiden. Deze fantasie overweldigt de kinde­ren en wordt daarom als angstig ervaren.
  • Angst voor de dokter: kinderen denken vaak dat ziek zijn en de komst van de dokter een straf is, omdat ze stout of onge­hoorzaam zijn geweest. Ze worden dan ook bang als er plotseling een dokter naast hun bed staat. Een eerdere, slechte erva­ring kan deze angst verster­ken.
  • Angst voor het donker: kinderen kunnen zich in het donker heel alleen voelen. Bovendien vinden ze het in het donker moeilijk een onder­scheid te maken tussen wat echt is en wat niet.
  • Onberedeneerde angst: deze angst valt niet nader te benoemen. Bij deze angst is het moeilijk om er achter te komen waar de angst vandaan komt.
  • Intimidatie en pesten of lichamelijk straf kunnen een kind be­dreigen. kinderen met een reële angst voor bedreigingen
  • Gegeneraliseerde angststoornis (GAS): kinderen met een gegeneraliseerde angststoornis (piekerstoornis) maken zich langere tijd ernstig zorgen over zaken die bij het dagelijks leven horen, zoals: gezondheid, school.
  • Sociale angststoornis bij een sociale angststoornis is het kind bang (voor de mening) van anderen. Kinderen ontwijken dan onbekenden en situaties waarin zij moeten presteren, omdat ze erg bang zijn om af te gaan.

 

De ontwikkeling van kinderangsten (sociale leertheorie)

Valkenburg (2002) schrijft dat sommige angstreacties zijn aangeboren, maar de meeste zijn aangeleerd. Ze kunnen worden aangeleerd door een directe ervaring met negatieve gebeurtenissen, door waarschuwingen van volwassenen, door fictie, maar ook door het observeren van de reacties van andere mensen en/of mediafiguren op bepaalde gebeurtenissen (observationeel leren). Bij observationeel leren speelt empathie een grote rol, niet de situatie op zich maakt een kind angstig; het zien van de reactie van andere personen is bij het angstig worden van belang.

Zoals ook LaFrance en Banaji (1992) al aangaven, zijn meisjes in het algemeen banger dan jongens. Van meisjes wordt het meer geaccepteerd dat ze zich emotioneel gedragen. Meisjes worden ook langer getroost en gerustgesteld dan jongens, wanneer ze bang zijn.

De ontwikkeling van kinderangsten is gerelateerd aan leeftijd. Dit komt omdat met de leeftijd de ervaringswereld van het kind verandert, maar ook omdat het vermogen tot denken, praten en fantaseren zich ontwikkelt. Van belang is daarom om inzicht te hebben in de cognitieve, sociale en emotionele ontwikkeling die kan worden uitgedrukt in leeftijd van een kind, in relatie tot de beleving en ervaring van bijvoorbeeld mediageweld.

Bij de meeste kinderen is angst na een paar uur of een paar dagen wel weer verdwenen. Echter, bij ongeveer 12% van de kinderen blijft deze angst veel langer hangen en is het dus een stuk serieuzer. De angst blijft vaak maanden en soms zelfs wel jaren hangen. Het gevolg hiervan is dat die kinderen bepaalde dingen niet meer durven te doen.

 

Kenmerken van de gevolgen van kinderangst

Baby

Baby’s van harde geluiden en fel licht. Bij kinderen tussen zeven en negen maanden zie je vaak verlatingsangst of scheidingsangst, de angst dat de vertrouwde persoon weggaat en niet meer terugkomt.

 

Peuter/kleuter

Bij kleuters speelt de fantasie een belangrijke rol bij het ontstaan van angsten. Kleuters gebruiken hun fantasie trouwens óók wel om hun angsten de baas te kunnen, zoals ‘de sterke reus die het enge monster doodmaakt’.

 

Schoolkinderen

Bij schoolkinderen verdwijnen veel van de angsten uit deze periode doordat ze meer van de werkelijkheid begrijpen en dingen kunnen verklaren. Het zijn nu meer de “stel-je-voor-dat”-angsten. “Stel je voor dat ik niet meer uit de lift kan” of “stel je voor dat mijn moeder een ongeluk krijgt.” Naast de ouders krijgen andere volwassenen en ook leeftijdgenoten steeds meer invloed. Kinderen leren rekening te houden met anderen, hebben plezier in het samen spelen, worden steeds zelfstandiger. Tegelijkertijd wordt van kinderen verwacht dat ze zelf situaties leren inschatten, ook situaties die angst kunnen oproepen. Het ene kind vindt het bijvoorbeeld spannend om een vuurtje te stoken of over sloten te springen, terwijl het andere kind zal proberen om spannende situaties te vermijden. Ook als ouders of anderen hoge verwachtingen hebben van het kind op het gebied van schoolprestaties of op sportgebied kan dat een kind angstig maken.

 

Pubers/adolescenten

Veel voorkomende klachten bij angst bij pubers zijn: hoofdpijn, buikpijn, slaapproblemen, gebrek aan eetlust en concentratieproblemen. Ook hebben pubers vaak een bang voorgevoel, gevoelens van bezorgdheid, onbehagen, nervositeit, prikkelbaarheid, spanning en onrust.

 

Niet ieder kind is even bang

Er zijn belangrijke verschillen te zien in angstreacties van kinderen. Het ene kind knippert bijvoorbeeld alleen maar met zijn ogen bij het zien van een grote hond, terwijl een ander kind meteen in paniek raakt. Dat heeft onder meer te maken met karakter en aanleg, maar ook met de omgeving waarin een kind opgroeit, het voorbeérd dat ouders geven, de invloed van televisie, school, clubs en ook van verwachtingen die er zijn. Meisjes lijken bijvoorbeeld banger dan jongens, terwijl niet is aangetoond dat mannen in aanleg dapperder zijn dan vrouwen. In onze cultuur heeft men bepaalde verwachtingen van jongens- en meisjesgedrag. Verschil in angstreacties heeft ook te maken met gebeurtenissen die kinderen hebben meegemaakt, zoals ziekte, verhuizing, echtscheiding van ouders. Het al of niet hebben van zelfvertrouwen is ook van grote invloed op angstreacties.

 

Hoe merk je dat je kind angstig is?

  • Verandering in activiteit: drukke kinderen kunnen lusteloos worden, maar ook kunnen kinderen die doorgaans rustig zijn, soms heel druk en beweeglijk worden.
  • Verandering in gedrag, vaak overdreven aanhanke­lijk, vermijdingsgedrag: wegdeinzen voor andere kinderen
  • Verandering in eetlust: slechte eetlust of juist veel gaan eten of snoepen.
  • Bedplassen bij kinderen die allang zindeiijk waren.
  • Slaapproblemen: slecht inslapen, nachtmerries. Niet naar school willen en daarvoor allerlei uitvluchten verzinnen.
  • Lichamelijke klachten: buikpijn, hoofdpijn, vermoeidheid zonder duidelijke lichamelijke oorzaak.

 

Aandachtspunten voor verzorging, begeleiding en behandeling

  • Praat met het kind over zijn/haar angst. Laat het kind rustig uitpraten. Stel vragen in de vorm van “waarom”.
  • Vertel het kind dat het niet bang hoeft te zijn, dat kan geruststellen. Meer indruk maakt het echter wat het ziet gebeuren.
  • Geef het kind gelegenheid blijk te geven van zijn angst. Maak het niet belachelijk. Het kind raakt daardoor de angst niet kwijt, maar zal deze slechts verbergen. Het serieus nemen van bang zijn houdt beslist niet in dat het kind bepaalde situaties gaat ontlopen. (Besteed niet te veel aandacht aan de angst: door het te benadrukken krijgen kinderen het gevoel dat ze terecht bang zijn )
  • Ga ervan uit dat het kind echt bang en angstig is. Daar kan het kind op dat moment niets aan doen.
  • Biedt veiligheid door in de buurt te blijven; zo krijgen enge dingen geen kans
  • Versterk het zelfvertrouwen van de kinderen: hoe posi­tiever het zelfbeeld van het kind, des te meer zijn ze in staat hun angst te overwinnen
  • Geef zelf het goede voorbeeld: kinderen nemen ook ang­sten van anderen over
  • Maak angst bespreekbaar door bijvoorbeeld verhalen over angst voor te lezen
  • Forceer niets: kinderen kunnen dan overspoeld worden door angst en dat leidt tot heftige paniek
  • Ga na of er een reële oorzaak van angst kan zijn, bijv. pesten, inadequaat straffen, intimidatie of mishandeling
  • Overleg met een jeugdarts of wijkverpleegkundige
  • Schakel het Bureau Vertrouwensarts (BVA) in als u vermoedt dat er meer aan de hand is

 

Therapie

Angststoornissen zijn goed te behandelen met behulp van gedragstherapie vaak gecombineerd met medicijnen. Samen met de therapeut worden de klachten geïnventariseerd. Er wordt gekeken naar mogelijke oorzaken en situaties waarin angst of paniek optreedt en de gedachten die zich daarbij voordoen. Er worden opdrachten gegeven en oefeningen gedaan waaraan moet worden gewerkt om de angst te overwinnen.

 

Bronnen:

  • http://ggd.leones.biz/kennisnet/uploaddb/downl_object.asp?atoom=10012&VolgNr=1
  • http://www.teleac.nl/pagina.jsp?n=384535
  • http://www.ggdzeeland.nl/doelgroepen/kindercentra/ggdwijzer04/?s=ggdwijzer0-4_Probleemgedrag.htm#T4
  • http://www.ontwerpatelier.nl/KindenMedia/stap2/druk_op_knop_1.htm#deel4
  • www.klimnet.nl
  • Rooijendijk L, & A. Dijt & G.J. Wijers (2002), Mens in thema’s, Soest: Nelissen